Volgens het CBS werd in 2020 in het bankwezen voor €31,4 miljard aan toegevoegde waarde gevormd, terwijl de landbouw het met een schamele €12,7 miljard moest doen. En daar zitten de bosbouw en de visserij nog bij. Omgerekend naar arbeidsjaren kwam dit neer op een toegevoegde waarde van €342.000 per man in het bankwezen, tegen maar €71.000 in de landbouw. Creëert een bankier vijf keer zoveel toegevoegde waarde als een boer? Acht jaar geleden las ik een interview met een voormalige bankier, die boer in Duitsland was geworden. Als je niet van een boerenbedrijf kwam, was boer worden in Nederland onmogelijk. Niet te financieren. De bankier en zijn vrouw werkten allebei bij Rabobank, en nu waren ze boer en boerin in een dorpje niet al te ver van de Poolse grens. Zijn bevinding? „Vergeleken met de ingewikkeldheid van het ondernemen hier op de boerderij was mijn werk als bankier peanuts. Boer zijn is veel moeilijker en uitdagender dan bankieren.” Ja, maar de bankier verdient wel vijf keer zoveel. Hier klopt dus iets niet. De inkomens van boeren zijn, in verhouding tot wat anderen met veel meer beschutte banen verdienen, veel te laag. De afgelopen twintig jaar bedroeg het inkomen van een akkerbouwer gemiddeld €50.000. Een melkveehouder moest het met nog veel minder doen: €33.000. Het gemiddelde voor de varkenshouderij kwam met €36.000 iets hoger uit, maar dat was een gemiddelde met enorme uitslagen daaromheen. Nadat de varkenspest in China was uitgebroken en de prijzen stegen, tikte het gemiddeld inkomen van Nederlandse varkenshouders bijna de drie ton aan, maar er zijn ook jaren geweest waarin met dik verlies werd gedraaid. Binnen de landbouw doet eigenlijk alleen de glastuinbouw het goed. De tomaten, de paprika’s en de sierteelt krikken de gemiddelde inkomens nog wat op. Het heeft allemaal te maken met de marktvorm waarin de landbouw en het bankwezen opereren. Het bankwezen is een oligopolie. Vier banken hebben het overgrote deel van de markt in handen. Mensen klagen aanhoudend over banken; over de gebrekkige dienstverlening, de hoge kosten, over hun geringe financieringsbereidheid. Maar switchen van bank is er niet bij; niet alleen vanwege het gedoe dat dit oplevert, maar ook omdat het voor veel mensen lood om oud ijzer is. Bij welke bank je ook zit, het maakt niks uit. In zo’n wereld kunnen banken gemakkelijk hun tarieven verhogen, klanten het leven zuur maken en miljardenwinsten boeken. In 2021 bedroegen die respectievelijk €4,7 (ING), €3,7 (Rabo) en €1,2 miljard (ABN Amro). Boeren daarentegen hebben te maken met duizenden concurrenten, in binnen- en buitenland. Zij produceren een homogeen product (melk, tarwe, bieten) en zijn geen prijszetters, maar prijsnemers. Omdat er in het Westen vrijwel altijd teveel geproduceerd wordt, zijn de prijzen en dus de inkomens laag. Dit is al meer dan een eeuw zo. Alleen overheidsingrijpen kan dit veranderen. Reageren? Mail naar vragen@dft.nl. Lees hier eerdere columns van Jaap van Duijn terug: