ASR-topman Jos Baeten greep dit jaar naast Vivat omdat zijn concurrenten veel meer geld wilden neerleggen. En hij zag tijdens zijn vakantie NN-concullega Lard Friese naar Aegon trekken. Maar bij ASR schijnt de zon misschien wel het hardst, met mooie halfjaarresultaten en enthousiaste reacties op de beurs en bij analisten. ASR haalde eigen doelen wat betreft groei in premies, combined ratio, rendement op eigen vermogen en kapitaalgeneratie glansrijk. Ook analisten worden weer positief verrast. Is het reden om de pas vorig jaar gestelde doelen bij te stellen? „Dat is een terechte vraag, maar we moeten kijken waardoor we die doelen hebben gehaald. Het valt tegen met hoeveel gemak dat is gegaan. We hebben niet met twee vingers in de neus de combined ratio (verhouding claims & kosten versus premies kwam op 93,5%, terwijl 94-96% het doel is, red.) verlaagd. Een reden is bijvoorbeeld dat grote stormschades uitbleven. Verder vind ik de schadeclaims erg volatiel. Vorig jaar januari kostte een stormdag ons €30 miljoen. Zo heftig was het dit jaar niet, maar ook nu hadden we dagen met onweer die in een keer €3 miljoen aan kosten brengen. Verder kunnen we overigens ook pas premies verlagen als de schadelast structureel lager ligt. En ons rendement op eigen vermogen (16,8%, waarbij 12-14% doel is, red.) is bij concurrenten een stuk lager. In die zin zien we nog niet veel reden om de doelen bij te stellen.” Dat bij jullie en andere grote schadeverzekeraars als Achmea en Nationale-Nederlanden (NN) de combined ratio flink verbeterd is, komt met name door premieverhogingen toch? „Ja, inderdaad. Ik denk dat het ook wel een gezonde ontwikkeling was. We hebben toch nog erg veel schades door weersomstandigheden.” NN neemt de schadetak van Vivat over en strijd zo met Achmea om het marktleiderschap. Jullie willen groeien in schade. Wat doet die deal met ASR’s groei? „Net als na de overname van Delta Lloyd door NN, zie je dat intermediairs bij grote deals graag wat meer keuze willen bieden en dus gaan kijken naar alternatieven. Dat kan ons juist kansen bieden. Bovendien is de grootste zijn niet altijd interessant. Het is niet moeilijk om de grootste te zijn op de schademarkt, wel om de gezondste verzekeraar te zijn. We willen dus wel groeien, maar wel op basis van een goed resultaat. We hebben een groeidoel van 3 tot 5% in premievolume in een krimpende markt. Als we dat doel net als afgelopen half jaar halen, dan komt het extra martkaandeel vanzelf.” U hecht aan diversificatie van de verzekeringsportefeuilles, ook omdat dit qua solvabiliteit voordelen heeft. Nu haalt u nog drie keer meer operationeel resultaat uit het levenbedrijf dan uit de schadetak. Wat vindt u daarvan? „Jazeker, we willen het in verhouding brengen. In de loop der jaren neemt het resultaat op individuele levensverzekeringen vanzelf af wegens aflopende of afgekochte polissen. In zeven jaar tijd zal dat halveren. Dat compenseren we onder meer via acquisities (zoals het levenbedrijf van VvAA in juli, red.). Ik denk wel dat de verhouding over tien jaar er heel anders uitziet, zonder dat ik daarvan getallen wil noemen. De pensioenbusiness, het vermogensbeheer en het schadebedrijf blijven belangrijk, terwijl de leventak wat zal krimpen.” Sinds de Vivat-deal wordt in de markt geopperd dat grote portefeuilles individuele levensverzekeringen duidelijk waarde vertegenwoordigen voor private equitypartijen. Bij Aegon hintte topman Alex Wynaendts vorige week op een verkoop. Is dat ook interessant voor jullie? „Ik denk dat gezien hoe wij onze portefeuille beheren en daar nog een goede return ophalen die we geleidelijk in ons bedrijf kunnen steken, dat we zelf de beste eigenaar zijn van onze (individueel) levenportefeuille. Als we het zouden verkopen, dan zit je opeens met een flink bedrag. In huis is de tak ons meer waard. Bovendien denk ik dat een verkoop, voor ons of voor Aegon, best ingewikkeld is. Hoe koppel je die portefeuille met niet meer verkochte polissen los van je actieve levenbedrijf?” Zou de aankoop van het Aegon-boek interessant zijn voor jullie? „Dat vraag ik me af, ik ken die portefeuille niet zo goed. En het is de vraag wat voor effect het heeft op je bufferkapitaal. In die zin zijn de kleinere levenportefeuilles die wij in de afgelopen jaren opkochten veel beter behapbaar. Daar was bijna geen effect op onze solvabiliteit te zien. Ik denk overigens dat grote deals in oude levensverzekeringen niet heel lang meer interessant zijn. De bulk van de levenboeken is over zes of zeven jaar weg. Dan zijn zulke deals of een jaar of drie niet meer zo groot.” In uw presentatie en bij eerdere gesprekken sprak u hoopvol over Vitality, een concept dat ASR in de herfst lanceert waarbij klanten worden beloond voor schadevrijer en gezonder leven. Een mooi concept en u benadrukt de waarde van deze dienst. Maar gaat dit ook echt veel impact hebben op resultaten? „Uiteindelijk wel. We beïnvloeden de levensstijl van onze klanten, die volgens Zuid-Afrikaans voorbeeld (bij bedenker Discovery, red.) meer geluk en een gezonder leven ervaren. Zelf test ik het concept (toont z’n fitbit-bandje, red.) en ik beweeg meer en voel me gezonder. Op vakantie in Italië voelde ik me als een god in Frankrijk. Dat gezonder leven van klanten leidt tot lagere schadecijfers. Een deel van dat voordeel krijgt de klant in een lagere premie en een deels is voor ons. Om het effect te laten hebben op onze resultaten moeten we het concept breed en groot uitrollen. Dan kan het in twee jaar effect hebben op onze resultaten. Niet meteen in tientallen miljoenen, maar wel materiële bedragen. En los van de daadwerkelijke resultaten per klant, kan een scherpere premie door dit concept ook extra verzekerden trekken en zo voor omzetgroei zorgen.”