Een mooi huis, een degelijke bolide en geen materiële zorgen. De meeste huisartsen zitten goed in de slappe was. Klagen over hun inkomsten doen ze dan ook meestal niet. Maar het vergoedingensysteem voor huisartsen waarmee ze hun praktijk draaiende houden, piept en kraakt aan alle kanten, zegt een woordvoerder van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV). „Dat moet nodig geüpdatet worden.” Hoe ziet dat verdienmodel van de huisarts er eigenlijk uit? De basis van zijn omzet is voor een huisarts met een eigen praktijk het inschrijfgeld. Per patiënt krijgt hij een bedrag van de zorgverzekeraar (zie illustratie). Als je een kleine praktijk hebt met 1500 patiënten waarvan twee derde onder de 65 jaar is en een derde tussen de 65 en de 75 jaar, betekent dit een jaarlijkse vergoeding van €112.080. Heb je een grote praktijk met 15.000 patiënten met dezelfde leeftijdsopbouw, dan levert dat jaarlijks €1.120.800 op. Vergoeding per verrichting Naast het inschrijfgeld per patiënt, krijgt de huisarts een vergoeding per verrichting. Aan ieder consult of kleine medische handeling hangt een prijskaartje. Die prijs is bepaald door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Zo kost een consult korter dan vijf minuten €5,42, een consult van vijf tot twintig minuten €10,83 en een consult langer dan twintig minuten €21,67. Deze kosten declareert de dokter bij de zorgverzekeraar. Ook voor elke medische ingreep gelden aparte tarieven en die verschillen weer per zorgverzekeraar waarmee de huisarts een contract heeft. Als er geen contract is, gelden de NZa-tarieven (drie voorbeelden in illustratie). Het kromme aan het vergoedingensysteem van de huisarts zit ’m in de uitgavenkant, vindt de LHV. „Iedere huisarts krijgt dezelfde vergoedingen. Maar dit gaat totaal voorbij aan het verschil in uitgaven waar ze mee te maken hebben. Neem de huisvestingskosten. Een praktijk in Amsterdam-Zuid of in Appingedam maakt nogal wat uit.” De tarieven zijn gebaseerd op een kostenonderzoek van de NZa uit 2015. „De prijzen zijn sinds 2015 enorm gestegen.” Er zit wel nieuw kostenonderzoek in de planning, maar dat leidt op z’n vroegst in 2025 tot nieuw onderbouwde tarieven. De LHV wil dat voortaan ook tussentijds gekeken wordt naar verschillende indicatoren, zoals huisvesting, ict en personeel.