Zamarra Kok vertelt er alles over. 1. Voor verwijdering van kalkaanslag of roest heb je een zuur schoonmaakmiddel nodig. Zuur pakt ook micro-organismen zoals bacteriën en schimmels aan door de celmembranen kapot te maken. Hierdoor gaan ze dood of kunnen ze zich niet meer vermeerderen. 2. Voor verwijdering van vettigheid en zeepresten heb je een basisch schoonmaakmiddel nodig. Basische schoonmaakmiddelen verbreken de oppervlaktespanning van water waardoor het schoonmaakmiddel oplost en het vet kan inkapselen. 3. Hoe zuur of basisch een schoonmaakmiddel is, kun je aflezen aan de Ph-waarde. PH-neutrale oplossingen hebben een waarde van 7, zure oplossingen een pH van 7 tot 0 en basische middelen een Ph-waarde tussen 7 en 14. 4. Schoonmaakazijn en citroenzuur zijn zwakke zuren, sanitairreinigers bevatten vaak sterke zuren als mierenzuur of zelfs verdund zoutzuur. Afwasmiddel is zwak basisch, ammonia of gootsteenontsopper is sterk basisch. Allesreiniger is Ph-neutraal. 5. Scheikundig gezien kan een schoonmaakmiddel niet tegelijkertijd ontkalken en ontvetten, al willen sommige fabrikanten je dat laten geloven. Mengen van zuren en basen heeft geen zin omdat beide producten dan hun werking verliezen. Bovendien kunnen gevaarlijke gassen ontstaan.