Al driekwart jaar staat een asbus in gerechtelijke bewaring in het crematorium in Goutum. Wat ermee moet gebeuren? De dochters en de ex-vrouw zeiden na het plotselinge overlijden dat de man begraven zou willen worden. Samen met de broer van de overleden man, die door uitvaartverzekeraar Monuta was aangewezen als opdrachtgever voor de uitvaart, besloten ze aanvankelijk dat dat zou gebeuren. Ze zochten gezamenlijk een graf uit. Een dag later bedacht de broer zich. Hij besloot de man toch te laten cremeren. Enkele dagen later vond de crematie plaats, zonder dat de nabestaanden daarbij waren. De dochters en de ex-vrouw spanden enkele weken later een kort geding aan, uit vrees dat ook met de as iets gebeurde dat zij niet zouden willen. Na een voor hen onbevredigende uitspraak gingen ze in hoger beroep bij het Leeuwarder gerechtshof. De broer voerde daar aan dat de man nooit had gezegd dat hij begraven zou willen worden. Niet tegen hem, maar ook niet tegen zijn moeder en een andere broer. Uit de dekking van de uitvaartverzekering concludeerde hij dat de man zou willen worden gecremeerd; bij een begrafenis zou namelijk moeten worden bijbetaald. De broer zou daar dan ook garant voor moeten staan. Bovendien had hun moeder laten weten dat zij liever een crematie wilde, onder meer omdat zij met de as dan nog een ’stoffelijk aandenken’ aan haar zoon zou hebben. De broer stelde voor dat de as zou worden verdeeld tussen de dochters van de man en de moeder. De dochters wilden graag alle as hebben, zodat ze die konden verstrooien. Samen met de ex-vrouw waren ze naar de rechter gestapt, waar ze beweerden ze dat ze de meest nabije nabestaanden zijn. Ze vroegen of die de asbus aan hen wilde toebedelen. Bij de eis speelde mee, zeiden ze, dat ze er niet op vertrouwden dat de broer de as daadwerkelijk zou verdelen. Hij had zich immers eerder ook niet aan de gezamenlijke afspraak gehouden om de man te begraven. ’Geen tijd voor grondig onderzoek naar wens overledene’ Met die keuze voor crematie heeft de broer volgens de rechter niet iets verkeerd gedaan. Hij ’meende en kon menen’, aldus de uitspraak, dat de overleden man daar ook voor zou hebben gekozen. Daar komt bij dat de keuze snel moet worden gemaakt, in een emotioneel moeilijke periode. ’Tijd voor grondig onderzoek naar de vermoedelijke wens van de overledene bestaat dan niet.’ Mede daarom vindt de rechter dat de asbus naar de broer hoort te gaan, omdat die er als opdrachtgever voor de uitvaart wettelijk recht op heeft. Daar komt wel de voorwaarde bij dat de as moet worden verdeeld, zoals de broer ook had voorgesteld. Zowel de moeder van de overleden man als zijn dochters kunnen dan de helft krijgen. Het gaat nog wel drie maanden duren tot dat gebeurt. Het Goutumse crematorium moet de bus zolang nog bewaren, zodat alle nabestaanden nog de mogelijkheid hebben om een bodemprocedure aan te spannen. Als dat gebeurt, moet de moeder nog langer wachten op haar deel. De broer zal die dan moeten bewaren tot de uitspraak.