Met het overlijden van Eberhard van der Laan verliest Amsterdam een iconische leider. De burgemeester had charme en lef, maar kon ook recht voor z’n raap zijn. Hoewel hij van de PvdA was, stond hij nadrukkelijk boven de partijen. En, minstens zo belangrijk, hij stond tussen de mensen in zijn stad. Bij het verlies van dierbaren krijgen lofzangen al snel iets pathetisch. Wat bij Van der Laan opvalt zijn dan ook niet de odes, maar het feit dat zovelen hem als een dierbare hebben beschouwd. Hij had hart voor de zaak, het hart op de tong en kon hard zijn voor (politieke) tegenstanders. Uiteraard had Van der Laan ook zijn mindere momenten, zeker in zijn Haagse periode. Zo ging hij als minister voor Wonen, Wijken en Integratie voorop in de roep om het begrip ’allochtoon’ te vervangen voor dat van ’nieuwe Nederlander’; alsof met een ander etiket ook maar een probleem zou zijn opgelost. Onder het mom ’de koning is dood, lang leve de koning’ wordt druk gespeculeerd over zijn opvolging. Een naam die rondzingt is die van oud-GroenLinks-leider Femke Halsema. Wie het ook wordt, het zal geen gemakkelijke opgave zijn. Maar een ding tekende Van der Laans succes: hij was een man van de stad, niet van de grachtengordel.